• Schtier
  • Afkomstig van het Duitse zelfstandige naamwoord  Stier zn 
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief - - - der Schtier - - - - - -
datief - - - em Schtier - - - - - -
accusatief - - - der Schtier - - - - - -

Schtier, m

  1. (sterrenbeeld) het sterrenbeeld Stier
  2. (astrologie) teken van de dierenriem Stier (20 april tot 20 mei)
Dierkrees
 
Widder
 
Schtier
 
Zwilling
 
Grebs
 
Leeb
 
Blummefraa
 
Wog
 
Skorpion
 
Schitz
 
Schteebock
 
Wassermann
 
Fisch