Pennsylvania-Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • Zwil·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief - - - der Zwilling - - - - - -
datief - - - em Zwilling - - - - - -
accusatief - - - der Zwilling - - - - - -

Eigennaam

Zwilling, m

  1. (sterrenbeeld) het sterrenbeeld Tweelingen
  2. (astrologie) teken van de dierenriem Tweelingen (21 mei tot 21 juni)
Verwante begrippen
Dierkrees
 
Widder
 
Schtier
 
Zwilling
 
Grebs
 
Leeb
 
Blummefraa
 
Wog
 
Skorpion
 
Schitz
 
Schteebock
 
Wassermann
 
Fisch
Opmerkingen