číslo o

  1. (wiskunde) getal, nummer
  2. (taalkunde) getal; vorm van een woord die aangeeft of er sprake is van één of meer eenheden


  • čí·s·lo

číslo o

  1. (wiskunde) getal, nummer
    «Hlavní cenu vyhrává číslo 67.»
    Nummer 67 wint de hoofdprijs.
  2. (muziek) nummer; lied
    «Kapela zahrála ještě jedno číslo
    De band heeft nog één nummer gespeeld.
  3. nummer; een publicatie van een tijdschrift
    «Článek uvedeme až v novém čísle, které vyjde v prosinci.»
    Het artikel introduceren wij pas in het nieuwe nummer, dat uitkomt in december.
  4. (taalkunde) getal; vorm van een woord die aangeeft of er sprake is van één of meer eenheden
    «V češtině rozeznáváme číslo jednotné a číslo množné. U některých slov se setkáváme i s pozůstatky duálu neboli dvojného čísla
    In het Tsjechisch herkennen wij enkelvoud en meervoud. Bij enkele woorden komen we ook nog overblijfselen van de dualis of tweevoud tegen.
  5. (spreektaal)(natuurkunde)(wiskunde)(eenheid) centimeter; een lengtemaat die gelijk is aan één honderdste van een meter, weergegeven met symbool cm
    «Napadlo pět čísel sněhu.»
    Er is vijf centimeter sneeuw gevallen.
  1. číslice v, počet monbezield, hodnota v, cifra, numero o
  2. numero o
  3. výtisk monbezield
  4. centimetr monbezield, cenťák monbezield