hodnota v

  1. waarde; prijs, gewicht, belang


  • hod·no·ta
  • Afgeleid van het bijvoeglijke naamwoord hodný met het achtervoegsel -ota

hodnota v

  1. waarde; prijs, gewicht, betekenis, belang
    «Klesá hodnota peněz, rostou ceny a v jejich důsledku i platy.»
    Daalt de waarde van geld, dan stijgen de prijzen en als gevolg ook ook de lonen.
  2. (wiskunde) waarde, resultaat; een waarde verkregen uit een berekening
    «Ludolfovo číslo má hodnotu přibližně 3,14159.»
    Het getal van Ludolph (π) heeft een waarde van ongeveer 3,14159.
  3. (natuurkunde) waarde, resultaat; een waarde verkregen uit een meting
    «Zítra bude slunečno, UV index dosáhne hodnot 5 až 7.»
    Morgen zal het zonnig zijn, de UV-index zal waarden van 5 tot 7 bereiken.
  1. cena v, význam monbezield, statek monbezield
  2. výsledek monbezield
  3. výsledek monbezield