• zwij·gen
  • In de betekenis van ‘niet spreken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1236 [1] [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
zwijgen
zweeg
gezwegen
klasse 1 volledig

zwijgen

  1. inergatief ervan afzien te spreken
    • Tijdens de kerkdienst moet je zwijgen. 
    • Nemo begreep er niet veel van maar hij deed er voorlopig het zwijgen toe.[3] 
     De monniken zwegen en treurden.[4]
     Het was fascinerend om te merken welk effect het zwijgen op mij en mijn omgeving had.[5]
  • Er het zwijgen toe doen
Iets belangrijks achterhouden, bewust iets niet vertellen of een mening niet uitspreken
  • Iemand het zwijgen opleggen
Er met niemand over mogen praten en niemand iets mogen vertellen
  • Zwijgen als het graf
Helemaal niets zeggen en/of totaal niets over iets vertellen
  • Zwijgen in alle talen
Helemaal niets zeggen ofwel: niets van zich laten horen
  • Met zwijgen kruist men de duivel
Door niet mee te doen met kwaadsprekerij, voorkom je onenigheid
  • Spreken is zilver, zwijgen is goud.
Soms kun je beter je mond houden
  • Waarover men niet kan spreken, daarover moet men zwijgen.
Het is alleen maar zinvol om te praten over de dingen die men toch al weet.[6]
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[7]
  1. "zwijgen" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. zwijgen op website: Etymologiebank.nl
  3. Herzen, Frank
    De zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 125
  4. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat  , p. 14
  5. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  6. Bekende uitspraak van de filosoof Ludwig Wittgenstein  
  7.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be