• zweeg
vervoeging van
zwijgen

zweeg

  1. enkelvoud verleden tijd van zwijgen
    • Ik zweeg. 
    • Jij zweeg. 
    • Hij, zij, het zweeg. 
     ' begon ik, en toen zweeg ik omdat er een schaduw over ons heen viel.[1]
     ' Hij zweeg even en keek door het zijraampje de duisternis in.[2]
     ' Plots zweeg ze stil, en de triestheid in haar ogen verdween, liet slechts schemering achter, als een zwaar bewolkte hemel wanneer het ophield met regenen.[3]


94 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[4]
  1. “Schildpadden tot in het oneindige” (2017), Gottmer  , ISBN 9789025768652
  2. Håkan Nesser
    “Het grofmazige net” (2001), De Geus (uitgeverij), ISBN 9789044524048
  3. Liu Cixin
    “Het donkere woud” (2008), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044645828
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be