swyg
stamtijd | |
---|---|
infinitief | voltooid deelwoord |
swyg |
geswyg |
volledig |
swyg
- zwijgen
- «Die reserwebank het na bewering geswyg oor foutiewe banknote in omloop.»
- De reservebank heeft naar verluidt gezwegen over in omloop zijnde foutieve bankbiljetten.
- «Die reserwebank het na bewering geswyg oor foutiewe banknote in omloop.»