Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • whist
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘kaartspel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1762 [1]

Werkwoord

vervoeging van
whisten

whist

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van whisten
  2. gebiedende wijs van whisten

Gangbaarheid

21 % van de Nederlanders;
31 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen