Muzikant met eenhandsfluit en trom
  • zwe·gel
  • Van het Oudhoogduitse “swegala”
enkelvoud meervoud
naamwoord zwegel zwegels
verkleinwoord zwegeltje zwegeltjes

de zwegelm

  1. (muziekinstrument), (middeleeuwen) een (riet-)fluit
  2. (muziekinstrument), (verouderd) een eenhandsfluit met drie vingergaten; meestal speelt de muzikant daarop tegelijk met nog een ander instrument, meestal een kleine trom
  3. (muziekinstrument) een oud orgelregister