zwegeler
- zwe·ge·ler
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zwegeler | zwegelers |
verkleinwoord | zwegelertje | zwegelertjes |
de zwegeler m
- (muziek), (verouderd) eertijds, een fluitspeler
- (muziek) een muzikant die gelijktijdig op een zwegel, een eenhandsfluit, en een kleine trom (tambourin) speelt
- [1] fluitspeler
- [2] zwegelpijper
1. een vroegere fluitspeler
2. een trom- en fluitspeler
- Het woord 'zwegeler' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.