horlepiep
- hor·le·piep
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | horlepiep | horlepiepen |
verkleinwoord |
de horlepiep m
- (dans) zeer bewegelijke door één persoon uitgevoerde dans
- John Troost doet graag dansjes met voetballers. Heel gekke, uitbundige dansjes, waardoor 'je energieniveau als voetballer een positieve impuls krijgt.' Bij Anderlecht kwam hij ooit binnen met zijn verhaal - en toen de club kort daarna prompt kampioen werd, danste hij als een malloot de horlepiep, pontificaal op het veld van het deftige Constant Vandenstock-stadion. [3]
- Ik wil terug naar de tijd dat we water uit de sloot dronken, de horlepiep dansten en de gulden nog van hout was. [4]
- Het woord horlepiep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "horlepiep" herkend door:
79 % | van de Nederlanders; |
46 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ horlepiep op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia Sjoerd Mossou 25-08-15 Mental coaches in het voetbal: Vakmensen, kruisgrijpers en kwakzalvers
- ↑ HP de Tijd 28/03 | 2012 Twitter Top 11: Tofik Dibi
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be