schwegel
- schwe·gel
- Oudhoogduits “swegala”
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schwegel | schwegels |
verkleinwoord | schwegeltje | schwegeltjes |
de schwegel m
- (muziekinstrument), (middeleeuwen) dertiende-eeuwse eenhandsfluit met drie vingergaten, die samen met een kleine trom werd/wordt bespeeld
1. eenhandsfluit
- Het woord 'schwegel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.