zwaargebouwd
- zwaar·ge·bouwd
- samenstelling van zwaar bn en gebouwd bn
stellend | |
---|---|
onverbogen | zwaargebouwd |
verbogen | zwaargebouwde |
partitief | zwaargebouwds |
zwaargebouwd [1]
- (eufemisme) van een persoon dat deze een fors overgewicht heeft
- In real life heeft een karakter als Arnold Schwarzenegger toch echt betere papieren om een zwaargebouwde gewonde uit een brandend huis te redden dan een Gal Gadot of welke andere Hollywood-heldin dan ook.[2]
- stevig en sterk gebouwd
- Maarten is inmiddels professor in de biologie geworden, Martha is getrouwd met een 'zwaargebouwde, donkere, zo trefzeker besnorde man' en moeder van twee kinderen. Met de studie piano aan het conservatorium is ze gestopt.[3]
- ▸ Hij is zwaargebouwd; toen ik hem kende, woog hij ongeveer negentig kilo, en ik vermoed dat hij sinds die tijd nog wel zwaarder is geworden.[4]
- ▸ Hij zou groot en zwaargebouwd worden en hij had lichtblond haar en blauwgrijze ogen.[5]
1.
- Het woord zwaargebouwd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Volkskrant Alewijn Brouwer 4 juli 2017
- ↑ Volkskrant Arjan Peters 1 november 2014
- ↑ “De schreeuw van het lam” (1994), Luitingh-Sijthoff , ISBN 902451990X
- ↑ Victoria Holt“Minnares van de duivel” (1982), Saga, ISBN 9788726484731