• ge·bouwd
vervoeging van: bouwen…
verbogen vorm: gebouwde

gebouwd

  1. voltooid deelwoord van bouwen
    • Hij heeft een huis gebouwd. 
     Bovenin is rondom een galerij voor toeschouwers gebouwd.[2]
     Langs alle wanden van de kamer is een brede, doorlopende werkbank gebouwd.[2]
     Het Werelderfgoedcentrum waar twee jaar aan is gebouwd, gaat op 26 april open.[3]

gebouwd

  1. in het bezit van de genoemde lichaamsbouw
  2. met de aangegeven manier constructie
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. 1 2
    Jessie Burton vert. Mieke Trouw-Luyckx
    “Het huis aan de gouden bocht” (2014), Luitingh-Sijthoff op Wikipedia, ISBN 9789021809526
    Citefout: Ongeldig label <ref>; de naam "Het huis aan de gouden bocht" wordt meerdere keren met andere inhoud gedefinieerd.
  3. Bronlink geraadpleegd op 20 april 2025 Weblink bron “Pieterburen is echt (bijna) leeg na vrijlating Ollie en Brandy” (20 april 2025), NOS
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be