forsgebouwd
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: forsgebouwd (hulp, bestand)
Woordafbreking
- fors·ge·bouwd
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van fors en gebouwd
stellend | |
---|---|
onverbogen | forsgebouwd |
verbogen | forsgebouwde |
partitief | forsgebouwds |
Bijvoeglijk naamwoord
forsgebouwd [1]
- van mensen dat ze groot, sterk en dik zijn
- Monte Petersen werkt voor de politievakbond, sinds hij kortgeleden met pensioen is gegaan. Hij was 29 jaar agent in Dallas. Sinds donderdag zit Petersen, een forsgebouwde man met snor, onophoudelijk op kantoor, en te chatten in de besloten Facebook-groep van de politie in Dallas. „Iedereen voelt dezelfde frustratie. Agenten krijgen niet de waardering die ze verdienen. Het is gevaarlijk en moeilijk werk.”[2]
Synoniemen
Antoniemen
Gangbaarheid
- Het woord forsgebouwd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Guus Valk 10 juli 2016