zondigen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van zondigen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | zondigen | te zondigen | ||||||
toekomend | zullen zondigen | te zullen zondigen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gezondigd | te hebben gezondigd | ||||||
toekomend | gezondigd zullen hebben | gezondigd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
zondigend | gezondigd | ev. zondig |
mv. verouderd zondigt |
zondige | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | zondig | zondigt | zondigt | zondigt | zondigt | zondigen | zondigen | zondigen | |
verleden (o.v.t.) | zondigde | zondigde | zondigde | zondigde | zondigde | zondigden | zondigden | zondigden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal zondigen | zult/zal zondigen | zult/zal zondigen | zult zondigen | zal zondigen | zullen zondigen | zullen zondigen | zullen zondigen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou zondigen | zou zondigen | zou(dt) zondigen | zoudt zondigen | zou zondigen | zouden zondigen | zouden zondigen | zouden zondigen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gezondigd | hebt gezondigd | hebt/heeft gezondigd | hebt gezondigd | heeft gezondigd | hebben gezondigd | hebben gezondigd | hebben gezondigd | |
verleden (v.v.t.) | had gezondigd | had gezondigd | had gezondigd | hadt gezondigd | had gezondigd | hadden gezondigd | hadden gezondigd | hadden gezondigd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gezondigd hebben | zal/zult gezondigd hebben | zult/zal gezondigd hebben | zult gezondigd hebben | zal gezondigd hebben | zullen gezondigd hebben | zullen gezondigd hebben | zullen gezondigd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gezondigd hebben | zou gezondigd hebben | zou/zoudt gezondigd hebben | zoudt gezondigd hebben | zou gezondigd hebben | zouden gezondigd hebben | zouden gezondigd hebben | zouden gezondigd hebben |