zondigt
- zon·digt
vervoeging van |
---|
zondigen |
zondigt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zondigen
- Jij zondigt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zondigen
- Hij zondigt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van zondigen
- Zondigt!
- Het woord zondigt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.