zo
Niet te verwarren met: zo., zoo |
- zo
- bw: erfwoord via Middelnederlands so van Oudnederlands so, in de betekenis van ‘bijwoord van hoedanigheid: op die manier, als’ aangetroffen vanaf 901 [1] [2] [3]
- zn: (verkorting) van zondag zn
zo
- op die manier
- We zijn zo door dat gat naar de overkant gekropen.
- over niet al te lange tijd
- Heb je zo even tijd om naar mijn document te kijken?
- zoo (officiële spelling tot 1946 in België en 1947 in Nederland)
- uiting van verbazing en/of misnoegen
- "Zo, ben je daar eindelijk, waar bleef je nou?"
- [1]: zo gezegd, zo gedaan
het is gegaan, zoals het was besproken
- [2]: dat is zo gepiept
dat is in een oogwenk gebeurd
- [2]: het is maar zo, zo
het is maar matig, niet veel zaaks
1. op die manier
de zo m
- (afkorting), (tijdrekening), (dag) zondag, de tweede dag van het weekeinde
- «Open: di, wo, do, vr; dicht: za, zo, ma.»
- Geopend op dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag; gesloten op zaterdag, zondag en maandag.
- «Open: di, wo, do, vr; dicht: za, zo, ma.»
- Echte afkortingen worden als regel met een punt geschreven: zo., maar in opsommingen waar uit de context al duidelijk is dat het om de naam van een weekdag gaat is het gebruikelijk om de punt weg te laten[4].
- Het woord zo staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zo" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ zo op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "zo" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Afkortingen van de dagen van de week op website: taaladvies.net; geraadpleegd 2016-10-26
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
zo
- zo; op die manier
zo
- zo; op die manier
zo
- zo; op die manier