Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: zo., zoo
  • zo

zo

  1. op die manier
    • We zijn zo door dat gat naar de overkant gekropen. 
     De Chinese autofabrikanten weten auto's op de markt te krijgen met een vaak hogere actieradius tegen een voordeligere prijs dan de Europese concurrenten. "De innovaties waar Tesla zich de afgelopen tijd op heeft gericht zijn bijvoorbeeld robotisering en zelfrijdende auto's, maar dat is voor Europa voorlopig nog niet zo interessant", zegt Luman.[4]
  2. over niet al te lange tijd
    • Heb je zo even tijd om naar mijn document te kijken? 
  • zoo (officiële spelling tot 1946 in België en 1947 in Nederland)
  1. uiting van verbazing en/of misnoegen
    • "Zo, ben je daar eindelijk, waar bleef je nou?" 
  • [1]: zo gezegd, zo gedaan
het is gegaan, zoals het was besproken
  • [2]: dat is zo gepiept
dat is in een oogwenk gebeurd
  • [2]: het is maar zo, zo
het is maar matig, niet veel zaaks

dezom

  1. (afkorting), (tijdrekening), (dag) zondag, de tweede dag van het weekeinde
    «Open: di, wo, do, vr; dicht: za, zo, ma.»
    Geopend op dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag; gesloten op zaterdag, zondag en maandag.
  • Echte afkortingen worden als regel met een punt geschreven: zo., maar in opsommingen waar uit de context al duidelijk is dat het om de naam van een weekdag gaat is het gebruikelijk om de punt weg te laten[5].
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[6]

zo

  1. zo; op die manier

zo

  1. zo; op die manier

zo

  1. zo; op die manier