Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • daar·zo
Woordherkomst en -opbouw

Bijwoord

daarzo

  1. (spreektaal) op die plek, versterking van daar
    • Dat is een kaaiman daarzo! [1]
  2. (spreektaal) zojuist, daarnet
    • Zó dat alle glans daarzo, net als toen gisteren, opnieuw bij hem verbleekte! [2]

Gangbaarheid

Verwijzingen