• zin·ne·beel·dig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen zinnebeeldig zinnebeeldiger zinnebeeldigst
verbogen zinnebeeldige zinnebeeldigere zinnebeeldigste
partitief zinnebeeldigs zinnebeeldigers -

zinnebeeldig

  1. met name van een betekenis van taalgebruik: dat er een beeld wordt gebruikt dat verhelderend kan zijn maar niet letterlijk genomen moet worden
    • We zitten aan het water van de Gouwzee, op het terras van Huis aan het Water, een centrum voor leven met kanker. Het water weerkaatst het zonlicht, je kunt ver kijken – de natuur kan soms heel zinnebeeldig zijn.[2] 
  • letterlijk
71 % van de Nederlanders;
64 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Marjoleine de Vos 19 september 2016
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be