Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • woe·ke·raar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord woekeraar woekeraars
verkleinwoord woekeraartje woekeraartjes

Zelfstandig naamwoord

de woekeraarm

  1. (juridisch) iemand die woeker drijft
    • Een woekeraar is iemand die geld uitleent aan een ander en daarvoor een abnormale, onredelijk hoge rente terugvraagt. 
     Als woekeraar moest je bereid zijn mensen een pak slaag te geven als ze niet binnen twee dagen betaalden.[1]
  2. iemand die met zijn talenten woekert
    • Ja, ik ben momenteel een echte woekeraar, zowel met mijn tijd als met de beschikbare ruimte in de boot. 
  3. (plantkunde) een plant die woekert
    • Vaak is een gekregen plant een onverbeterlijke woekeraar. 
Antoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be