• we·du·we
  • In de betekenis van ‘vrouw van wie de echtgenoot is overleden’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord weduwe weduwen
weduwes
verkleinwoord weduwetje weduwetjes

de weduwev

  1. vrouw wier huwelijkspartner overleden is
     Ze had voor dit boek een aantal weduwes geïnterviewd over de invloed die het verlies van hun partner op de rest van hun leven heeft gehad.[3]
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]