van of als een vrouw waarvan de huwelijkspartner is overleden
Het huwelijk verloopt kalm, koel en schier weduwlijk voor deze trouwe, ernstige en plichtbewuste vrouw. Haar man is meestal ver van huis; wanneer hij van de reis komt, werpt geen hartstocht haar in zijn armen.[2]
(ruimere betekenis) van of vergelijkbaar met iemand wiens partner is overleden
(…) de kinderen Israëls zouden vele dagen (…) blijven zitten, eenzaam, weduwlijk, als dengenen die naar Joodsch-Oostersche wijze op den grond zittende hunnen rouw bedrijven.[3]