Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • oor·logs·we·du·we
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord oorlogsweduwe oorlogsweduwen
oorlogsweduwes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de oorlogsweduwev

  1. vrouw waarvan de echtgenoot is gesneuveld in de oorlog door oorlogshandelingen
    • Er zat een in 1945 geschreven brief in, waarin oorlogsweduwe Violet Morgan uit Swansea (Wales) de Zanderinks bedankt voor de inspanningen die ze deden voor haar overleden man en zijn maten. [2] 
    • Hotel El Convento in San Juan is van origine het huis van oorlogsweduwe Doña Ana, een Spaanse vrouw van adel. [3] 
    • Zo laat Thank you for your service zien dat voor veel soldaten de echte strijd pas na de oorlog begint. Comédienne Amy Schumer, die een verrassende bijrol heeft als oorlogsweduwe, schonk daarom haar volledige filmsalaris aan diverse veteranenorganisaties. [4] 
    • Ds. Van Wier en zijn collega’s, onder wie ds. L. Kievit, bezochten de Puttense weduwen en probeerden troost te brengen. Ds. Van Wier karakteriseert die weduwen als verslagen en trouw. „Ik hielp hen door te luisteren, maar ik ben zelf ook geestelijk gegroeid door het geloof van de Puttenaren. Bij mijn afscheid van Putten zei een oorlogsweduwe: „Vervloekt die er kwaad van denkt. U bent vele vrouwen tot een man en vele kinderen tot een vader geweest.”” [5] 
Vertalingen

Gangbaarheid


Verwijzingen