weduwnaar
- we·duw·naar
- In de betekenis van ‘man wiens vrouw is overleden’ voor het eerst aangetroffen in 1405 [1]
- Afgeleid van weduwe met het achtervoegsel -aar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | weduwnaar | weduwnaars |
verkleinwoord | weduwnaartje | weduwnaartjes |
de weduwnaar m
- man wiens huwelijkspartner overleden is
man
- Het woord weduwnaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "weduwnaar" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "weduwnaar" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be