Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·va·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord voorvader voorvaderen,
voorvaders
verkleinwoord voorvadertje voorvadertjes

Zelfstandig naamwoord

de voorvaderm

  1. (familie) mannelijk persoon van wie een volk, een clan of een familie afstamt; ook bij dieren
    • -De Britse voorvaders kwamen uit Bretagne, wat nog steeds in de naam is te herkennen. 
    • -Wolven, voorvaders van de hond, leven in hoogst georganiseerde sociale groepen. 
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be