voortjagen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van voortjagen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | voortjagen | voort te jagen | ||||||||
toekomend | zullen voortjagen voort zullen jagen |
te zullen voortjagen voort te zullen jagen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben voortgejaagd | te hebben voortgejaagd | ||||||||
toekomend | voortgejaagd zullen hebben | voortgejaagd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
voortjagend | voortgejaagd | ev. jaag voort |
mv. verouderd jaagt voort |
jage voort (bijzin) voortjage | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | jaag voort | jaagt voort | jaagt voort | jaagt voort | jaagt voort | jagen voort | jagen voort | jagen voort | |||
verleden (o.v.t.) | jaagde voort/ joeg voort | jaagde voort/ joeg voort | jaagde voort/ joeg voort | jaagde voort/ joeg voort | jaagde voort/ joeg voort | jaagden voort/ joegen voort | jaagden voort/ joegen voort | jaagden voort/ joegen voort | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal voortjagen | zult/zal voortjagen | zult/zal voortjagen | zult voortjagen | zal voortjagen | zullen voortjagen | zullen voortjagen | zullen voortjagen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou voortjagen | zou voortjagen | zou(dt) voortjagen | zoudt voortjagen | zou voortjagen | zouden voortjagen | zouden voortjagen | zouden voortjagen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | voortjaag | voortjaagt | voortjaagt | voortjaagt | voortjaagt | voortjagen | voortjagen | voortjagen | |||
verleden (o.v.t.) | voortjaagde/ voortjoeg | voortjaagde/ voortjoeg | voortjaagde/ voortjoeg | voortjaagde/ voortjoeg | voortjaagde/ voortjoeg | voortjaagden/ voortjoegen | voortjaagden/ voortjoegen | voortjaagden/ voortjoegen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal voortjagen voort zal jagen |
zult/zal voortjagen voort zult/zal jagen |
zult/zal voortjagen voort zult/zal jagen |
zult voortjagen voort zult jagen |
zal voortjagen voort zal jagen |
zullen voortjagen voort zullen jagen |
zullen voortjagen voort zullen jagen |
zullen voortjagen voort zullen jagen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou voortjagen voort zou jagen |
zou voortjagen voort zou jagen |
zou(dt) voortjagen voort zou(dt) jagen |
zoudt voortjagen voort zoudt jagen |
zou voortjagen voort zou jagen |
zouden voortjagen voort zouden jagen |
zouden voortjagen voort zouden jagen |
zouden voortjagen voort zouden jagen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb voortgejaagd | hebt voortgejaagd | hebt/heeft voortgejaagd | hebt voortgejaagd | heeft voortgejaagd | hebben voortgejaagd | hebben voortgejaagd | hebben voortgejaagd | |||
verleden (v.v.t.) | had voortgejaagd | had voortgejaagd | had voortgejaagd | hadt voortgejaagd | had voortgejaagd | hadden voortgejaagd | hadden voortgejaagd | hadden voortgejaagd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal voortgejaagd hebben | zal/zult voortgejaagd hebben | zult/zal voortgejaagd hebben | zult voortgejaagd hebben | zal voortgejaagd hebben | zullen voortgejaagd hebben | zullen voortgejaagd hebben | zullen voortgejaagd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou voortgejaagd hebben | zou voortgejaagd hebben | zou/zoudt voortgejaagd hebben | zoudt voortgejaagd hebben | zou voortgejaagd hebben | zouden voortgejaagd hebben | zouden voortgejaagd hebben | zouden voortgejaagd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm voortgejaagd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt voortgejaagd | er is voortgejaagd | |||||||||
verleden | er werd voortgejaagd | er was voortgejaagd | |||||||||
toekomend | er zal voortgejaagd worden | er zal voortgejaagd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou voortgejaagd worden | er zou voortgejaagd zijn | |||||||||
lijdende vorm voortgejaagd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | voortgejaagd worden | voortgejaagd te worden | ||||||||
toekomend | voortgejaagd zullen worden | voortgejaagd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | voortgejaagd zijn | voortgejaagd te zijn | ||||||||
toekomend | voortgejaagd zullen zijn | voortgejaagd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word voortgejaagd | wordt voortgejaagd | wordt voortgejaagd | wordt voortgejaagd | wordt voortgejaagd | worden voortgejaagd | worden voortgejaagd | worden voortgejaagd | |||
verleden (o.v.t.) | werd voortgejaagd | werd voortgejaagd | werd voortgejaagd | werdt voortgejaagd | werd voortgejaagd | werden voortgejaagd | werden voortgejaagd | werden voortgejaagd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal voortgejaagd worden | zult voortgejaagd worden | zult voortgejaagd worden | zult voortgejaagd worden | zal voortgejaagd worden | zullen voortgejaagd worden | zullen voortgejaagd worden | zullen voortgejaagd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou voortgejaagd worden | zou voortgejaagd worden | zou/zoudt voortgejaagd worden | zoudt voortgejaagd worden | zou voortgejaagd worden | zouden voortgejaagd worden | zouden voortgejaagd worden | zouden voortgejaagd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben voortgejaagd | bent voortgejaagd | bent/is voortgejaagd | zijt voortgejaagd | is voortgejaagd | zijn voortgejaagd | zijn voortgejaagd | zijn voortgejaagd | |||
verleden (v.v.t.) | was voortgejaagd | was voortgejaagd | was voortgejaagd | waart voortgejaagd | was voortgejaagd | waren voortgejaagd | waren voortgejaagd | waren voortgejaagd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal voortgejaagd zijn | zult voortgejaagd zijn | zult voortgejaagd zijn | zult voortgejaagd zijn | zal voortgejaagd zijn | zullen voortgejaagd zijn | zullen voortgejaagd zijn | zullen voortgejaagd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou voortgejaagd zijn | zou voortgejaagd zijn | zou/zoudt voortgejaagd zijn | zoudt voortgejaagd zijn | zou voortgejaagd zijn | zouden voortgejaagd zijn | zouden voortgejaagd zijn | zouden voortgejaagd zijn |