• von·nis
enkelvoud meervoud
naamwoord vonnis vonnissen
verkleinwoord vonnisje vonnisjes

het vonniso

  1. (juridisch) een beslissing van een rechter in dagvaardingsprocedures
  • Vonnis vellen ( of strijken)
  • De jongste schepen velt ( of wijst) het vonnis
  • het vonnis ten uitvoer leggen
vervoeging van
vonnissen

vonnis

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vonnissen
    • Ik vonnis. 
  2. gebiedende wijs van vonnissen
    • Vonnis! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vonnissen
    • Vonnis je? 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]