Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vlam·mend

Werkwoord

vervoeging van: vlammen
verbogen vorm: vlammende

vlammend

  1. onvoltooid deelwoord van vlammen


stellend vergrotend overtreffend
onverbogen vlammend vlammender vlammendst
verbogen vlammende vlammendere vlammendste
partitief vlammends vlammenders -

Bijvoeglijk naamwoord

vlammend [1]

  1. (figuurlijk) zeer vurig; zeer gedreven [2]
    • Een leven naast de fiets had Tankink al. Het klimaatprobleem houdt hem zeer bezig. In het peloton fietsen veel profs rond die hun dak met zonnepanelen hebben bedekt, geïnspireerd door vlammende betogen van Tankink. [3] 
    • In Apeldoorn had Set-Up’65 een vlammende start. De thuisploeg werd in de eerste set volledig kansloos gelaten door de bezoekers: 25-7. In de tweede set waren de verschillen kleiner. Tot 18-20 bleven beide teams in elkaar spoor, maar vervolgens nam Set-Up afstand: 20-25. De Ootmarsumse vrouwen wonnen daarna ook de derde set met overtuigende cijfers: 17-25. [4] 
    • De Duitse bondskanselier Angela Merkel verdedigde het pact tijdens een vlammende speech. [5] 
  2. brandend
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen