Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gloed·vol
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen gloedvol gloedvoller gloedvolst
verbogen gloedvolle gloedvollere gloedvolste
partitief gloedvols gloedvollers -

Bijvoeglijk naamwoord

gloedvol

  1. met veel gloed
    • De leraar hield een gloedvol betoog over het belang van de lessen die hij gaf. 

Gangbaarheid

79 % van de Nederlanders;
70 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be