• vi·zier
  • [A] [1] Leenwoord uit het Duitse Visier o “zoeker, waarmee men op een doel richt” (eind 16e eeuw). [1]
[2] Leenwoord uit het Franse visière[2] v. In de betekenis van ‘helmklep’ voor het eerst aangetroffen in ca. 1260, in een werk van Jacob van Maerlant, zie vindplaats hieronder.
  • [B] Leenwoord uit het Turks (via het Perzisch, uit het Arabisch وزیر /wazīr/ lett. “zaakgelastigde”), in de betekenis van ‘grootwaardigheidsbekleder’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1622 (niet 1625 [3]), zie vindplaats hieronder.
enkelvoud meervoud
naamwoord vizier vizieren
verkleinwoord viziertje viziertjes

[A] het viziero

  1. (militair) een richttoestel op de loop van een vuurwapen
     Wat wel gheoeffent schutter mach nu dese engheyt misprijsen? Of wie soude den Leering een ruymer Visier of kijckgat op sijne Busse willen maken tot voorderinge van sijn wel schieten?[4]
    • Hij had 'm in het vizier. 
  2. (historisch) (militair) klep aan een hoofddeksel of opening in een helm waar men doorheen kan kijken
     Nichanor sette hem ter weren / Ende stakene doe vele sciere / Mettien spere dor die visiere / Dor den nese in bede doghen.[5]
  3. in het vizier hebben: je richten op een haalbaar doel, (van personen) als doelwit (van een aanval, acquisitie, kritiek, wantrouwen, e.d.) nemen
    • ,,We zitten in een heel goede fase”, aldus Hulshoff. ,,Zeker als je ziet waar we vandaan komen. Natuurlijk hebben we, toen het sportief minder goed ging, ook gedacht: verdikke, zou het erin zitten? Maar we hebben voor Jupiler League-begrippen gewoon een hartstikke goede ploeg.” Cambuur staat momenteel elfde in de Jupiler League, maar heeft inmiddels de subtop in het vizier. [6] 
     Wat wel gheoeffent schutter mach nu dese engheyt misprijsen? Of wie soude den Leering een ruymer Visier of kijckgat op sijne Busse willen maken tot voorderinge van sijn wel schieten?[4]
     Clinton Mata heeft intussen aangegeven dat hij Club Brugge graag wil verlaten. De verdediger hoopt op een stap hogerop en verschillende Bundesliga-clubs hebben hem in het vizier.[7]
  • Iemand in het vizier hebben.
enkelvoud meervoud
naamwoord vizier viziers
verkleinwoord viziertje viziertjes

[B] de vizierm

  1. (historisch) een minister, een hoog staatsdienaar, de rechterhand onder een Oosters heerser zoals een sultan [8] (meestal voorafgegaan door primo, groot, eerst)
     overmits sy desen teghenwoordighen soldaen hebben willen of setten, daer teghens sich alleene ghestelt heeft den Ianitzer Aga, waer over men een ander Primo Vizier geordonneert, ende des Soldaens Regieringhe op 6. Iaren gheconfirmeert heeft.[9]
98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[10]
  1.   Weblink bron VISIER in: Der deutsche Wortschatz von 1600 bis heute op www.dwds.de  
  2. vizier op website: Etymologiebank.nl
  3. "vizier" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  4. 4,0 4,1   Weblink bron
    Dirck Volkertsz. Coornhert
    “Dat Godts gheboden licht zijn ende leerlijck” (1630), Jacob Aertsz Colom, Amsterdam, fol. 221r op dbnl.org  
  5.   Weblink bron
    Jacob van Maerlant
    Alexanders geesten (ca. 1260) in:
    Johannes Franck (ed.)
    Alexanders geesten (1882), J.B. Wolters, Groningen, p. 77. op dbnl.org  
  6. Tubantia Sander de Vries 29-01-18 Hulshoff: Wij gaan ons niet verstoppen in Enschede
  7.   Weblink bron “Transfermarkt: Clinton Mata weg bij Club Brugge, Hondurese aanvaller voor RSCA?” (4 juli 2020) op voetbal24.be.
  8. vizier op website: Etymologiebank.nl
  9.   Weblink bron "Uut Venetien den 18. Augusti in: Tijdinghe uyt verscheyde quartieren, Amsterdam (17-09-1622), p. 1.
  10.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
  • M.J. Koenen - J. Endepols, Verklarend Handwoordenboek der Nederlandse Taal (tevens Vreemde-woordentolk), Groningen, Wolters-Noordhoff, zesentwintigste druk 1969.