vetoën/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van vetoën
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		vetoën			te vetoën
	toekomend		zullen vetoën			te zullen vetoën
voltooid	tegenwoordig		hebben gevetood			te hebben gevetood
	toekomend		gevetood zullen hebben			gevetood te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	vetoënd		gevetood			ev. veto	mv. verouderd vetoot	vetoë
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	veto	vetoot	vetoot	vetoot	vetoot	vetoën	vetoën	vetoën
verleden (o.v.t.)	vetode	vetode	vetode	vetode	vetode	vetoden	vetoden	vetoden
toekomend (o.t.t.t.)	zal vetoën	zult/zal vetoën	zult/zal vetoën	zult vetoën	zal vetoën	zullen vetoën	zullen vetoën	zullen vetoën
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou vetoën	zou vetoën	zou(dt) vetoën	zoudt vetoën	zou vetoën	zouden vetoën	zouden vetoën	zouden vetoën
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb gevetood	hebt gevetood	hebt/heeft gevetood	hebt gevetood	heeft gevetood	hebben gevetood	hebben gevetood	hebben gevetood
verleden (v.v.t.)	had gevetood	had gevetood	had gevetood	hadt gevetood	had gevetood	hadden gevetood	hadden gevetood	hadden gevetood
toekomend (v.t.t.t.)	zal gevetood hebben	zal/zult gevetood hebben	zult/zal gevetood hebben	zult gevetood hebben	zal gevetood hebben	zullen gevetood hebben	zullen gevetood hebben	zullen gevetood hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gevetood hebben	zou gevetood hebben	zou/zoudt gevetood hebben	zoudt gevetood hebben	zou gevetood hebben	zouden gevetood hebben	zouden gevetood hebben	zouden gevetood hebben
onpersoonlijke lijdende vorm gevetood worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt gevetood				er is gevetood
verleden	er werd gevetood				er was gevetood
toekomend	er zal gevetood worden				er zal gevetood zijn
voorwaardelijk	er zou gevetood worden				er zou gevetood zijn
lijdende vorm gevetood worden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		gevetood worden			gevetood te worden
	toekomend		gevetood zullen worden			gevetood te zullen worden
voltooid	tegenwoordig		gevetood zijn			gevetood te zijn
	toekomend		gevetood zullen zijn			gevetood te zullen zijn
	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (o.t.t.)	word gevetood	wordt gevetood	wordt gevetood	wordt gevetood	wordt gevetood	worden gevetood	worden gevetood	worden gevetood
verleden (o.v.t.)	werd gevetood	werd gevetood	werd gevetood	werdt gevetood	werd gevetood	werden gevetood	werden gevetood	werden gevetood
toekomend (o.t.t.t.)	zal gevetood worden	zult gevetood worden	zult gevetood worden	zult gevetood worden	zal gevetood worden	zullen gevetood worden	zullen gevetood worden	zullen gevetood worden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou gevetood worden	zou gevetood worden	zou/zoudt gevetood worden	zoudt gevetood worden	zou gevetood worden	zouden gevetood worden	zouden gevetood worden	zouden gevetood worden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben gevetood	bent gevetood	bent/is gevetood	zijt gevetood	is gevetood	zijn gevetood	zijn gevetood	zijn gevetood
verleden (v.v.t.)	was gevetood	was gevetood	was gevetood	waart gevetood	was gevetood	waren gevetood	waren gevetood	waren gevetood
toekomend (v.t.t.t.)	zal gevetood zijn	zult gevetood zijn	zult gevetood zijn	zult gevetood zijn	zal gevetood zijn	zullen gevetood zijn	zullen gevetood zijn	zullen gevetood zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gevetood zijn	zou gevetood zijn	zou/zoudt gevetood zijn	zoudt gevetood zijn	zou gevetood zijn	zouden gevetood zijn	zouden gevetood zijn	zouden gevetood zijn