Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·ster·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
versterken
versterkte
versterkt
zwak -t volledig

Werkwoord

versterken

  1. overgankelijk krachtiger maken
    • Die gewichtheffer doet er echt alles aan om zijn spieren te versterken. 
  2. overgankelijk het aantal vergroten
    • Zij komen ons team versterken. 
  3. overgankelijk beter bestand maken tegen aanvallen
    • Het leger zal het fort versterken. 
  4. overgankelijk, (natuurkunde), (elektronica) een elektrisch signaal in spanning doen toenemen
    • Het signaal is nog te zwak, we zullen het moeten versterken. 
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be