• ver·mo·gend
vervoeging van: vermogen
verbogen vorm: vermogende

vermogend

  1. onvoltooid deelwoord van vermogen
  2. bijwoordelijk gebruikt in staat zijnd
    • Niet vermogend te begrijpen waarom zij hem afwees, bleef hij haar lastig vallen. 
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen vermogendvermogendervermogendst
verbogen vermogendevermogenderevermogendste
partitief vermogendsvermogenders-
99 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[2]