vermogend
- ver·mo·gend
vervoeging van: | vermogen |
verbogen vorm: | vermogende |
vermogend
- onvoltooid deelwoord van vermogen
- bijwoordelijk gebruikt in staat zijnd
- Niet vermogend te begrijpen waarom zij hem afwees, bleef hij haar lastig vallen.
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | vermogend | vermogender | vermogendst |
verbogen | vermogende | vermogendere | vermogendste |
partitief | vermogends | vermogenders | - |
vermogend [1]
- veel geld of andere waardevolle zaken bezittend
- Hij is een vermogend man.
1.
- Het woord vermogend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vermogend" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be