verhouding
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: verhouding (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /vərˈɦʌʊ̯.dɪŋ/
- (Vlaanderen, Brabant): /vərˈɦɔʊ̯.dɪŋ/
- (Limburg): /vɛrˈhaʊ̯.dɪŋ/
Woordafbreking
- ver·hou·ding
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van verhouden met het achtervoegsel -ing. [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verhouding | verhoudingen |
verkleinwoord | verhoudinkje | verhoudinkjes |
Zelfstandig naamwoord
verhouding v
- (wiskunde) een verband in de vorm van een breuk tussen getalsmatige grootheden
- De verhouding Franstaligen over Nederlandstaligen in België is 4/6.
- ▸ Door mijn nieuwe, zuinige levensstijl zou er ruimte kunnen ontstaan om een andere verhouding tussen werk en avontuur te vinden.[2]
- de betrekking van personen onderling
- Er heerste een gespannen verhouding onder de groepsleden.
- een intieme, duurzame relatie tussen twee personen
- Zij hebben al een tijdje een los-vaste verhouding.
Synoniemen
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. (wiskunde) een verband in de vorm van een breuk tussen getalsmatige grootheden
2. de betrekking van personen onderling
3. een intieme, duurzame relatie tussen twee personen
Gangbaarheid
- Het woord verhouding staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "verhouding" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ verhouding op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be