verhevigen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van verhevigen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | verhevigen | te verhevigen | ||||||||
toekomend | zullen verhevigen | te zullen verhevigen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben verhevigd | te hebben verhevigd | ||||||||
toekomend | verhevigd zullen hebben | verhevigd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
verhevigend | verhevigd | ev. verhevig |
mv. verouderd verhevigt |
verhevige | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | verhevig | verhevigt | verhevigt | verhevigt | verhevigt | verhevigen | verhevigen | verhevigen | |||
verleden (o.v.t.) | verhevigde | verhevigde | verhevigde | verhevigde | verhevigde | verhevigden | verhevigden | verhevigden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal verhevigen | zult/zal verhevigen | zult/zal verhevigen | zult verhevigen | zal verhevigen | zullen verhevigen | zullen verhevigen | zullen verhevigen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou verhevigen | zou verhevigen | zou(dt) verhevigen | zoudt verhevigen | zou verhevigen | zouden verhevigen | zouden verhevigen | zouden verhevigen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb verhevigd | hebt verhevigd | hebt/heeft verhevigd | hebt verhevigd | heeft verhevigd | hebben verhevigd | hebben verhevigd | hebben verhevigd | |||
verleden (v.v.t.) | had verhevigd | had verhevigd | had verhevigd | hadt verhevigd | had verhevigd | hadden verhevigd | hadden verhevigd | hadden verhevigd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal verhevigd hebben | zal/zult verhevigd hebben | zult/zal verhevigd hebben | zult verhevigd hebben | zal verhevigd hebben | zullen verhevigd hebben | zullen verhevigd hebben | zullen verhevigd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou verhevigd hebben | zou verhevigd hebben | zou/zoudt verhevigd hebben | zoudt verhevigd hebben | zou verhevigd hebben | zouden verhevigd hebben | zouden verhevigd hebben | zouden verhevigd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm verhevigd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt verhevigd | er is verhevigd | |||||||||
verleden | er werd verhevigd | er was verhevigd | |||||||||
toekomend | er zal verhevigd worden | er zal verhevigd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou verhevigd worden | er zou verhevigd zijn | |||||||||
lijdende vorm verhevigd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | verhevigd worden | verhevigd te worden | ||||||||
toekomend | verhevigd zullen worden | verhevigd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | verhevigd zijn | verhevigd te zijn | ||||||||
toekomend | verhevigd zullen zijn | verhevigd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word verhevigd | wordt verhevigd | wordt verhevigd | wordt verhevigd | wordt verhevigd | worden verhevigd | worden verhevigd | worden verhevigd | |||
verleden (o.v.t.) | werd verhevigd | werd verhevigd | werd verhevigd | werdt verhevigd | werd verhevigd | werden verhevigd | werden verhevigd | werden verhevigd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal verhevigd worden | zult verhevigd worden | zult verhevigd worden | zult verhevigd worden | zal verhevigd worden | zullen verhevigd worden | zullen verhevigd worden | zullen verhevigd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou verhevigd worden | zou verhevigd worden | zou/zoudt verhevigd worden | zoudt verhevigd worden | zou verhevigd worden | zouden verhevigd worden | zouden verhevigd worden | zouden verhevigd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben verhevigd | bent verhevigd | bent/is verhevigd | zijt verhevigd | is verhevigd | zijn verhevigd | zijn verhevigd | zijn verhevigd | |||
verleden (v.v.t.) | was verhevigd | was verhevigd | was verhevigd | waart verhevigd | was verhevigd | waren verhevigd | waren verhevigd | waren verhevigd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal verhevigd zijn | zult verhevigd zijn | zult verhevigd zijn | zult verhevigd zijn | zal verhevigd zijn | zullen verhevigd zijn | zullen verhevigd zijn | zullen verhevigd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou verhevigd zijn | zou verhevigd zijn | zou/zoudt verhevigd zijn | zoudt verhevigd zijn | zou verhevigd zijn | zouden verhevigd zijn | zouden verhevigd zijn | zouden verhevigd zijn |