verhevenheid
- ver·he·ven·heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verhevenheid | verhevenheden |
verkleinwoord | verhevenheidje | verhevenheidjes |
de verhevenheid v
- plaats die uitsteekt boven de omgeving
- (figuurlijk) het verheven zijn (boven het gewone, aardse volk)
- Marius Lut (1976) ironiseert de verhevenheid van de abstractie door het schilderij binnenstebuiten te keren. Een jas hangt over een spieraam, zwarte wolken verf bedekken een spiegelende ondergrond.[2]
- [1] zwelling, hoogvlakte, knobbel, verhoging
- [2] deftigheid, statigheid, vormelijkheid, grootheid, waardigheid, heiligheid, edelheid
1.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord verhevenheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Janneke Wesseling 19 september 2017