vergeestelijken/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van vergeestelijken | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | vergeestelijken | te vergeestelijken | ||||||
toekomend | zullen vergeestelijken | te zullen vergeestelijken | |||||||
voltooid | tegenwoordig | zijn vergeestelijkt | te zijn vergeestelijkt | ||||||
toekomend | vergeestelijkt zullen zijn | vergeestelijkt te zullen zijn | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
vergeestelijkend | vergeestelijkt | ev. vergeestelijk |
mv. verouderd vergeestelijkt |
vergeestelijke | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | vergeestelijk | vergeestelijkt | vergeestelijkt | vergeestelijkt | vergeestelijkt | vergeestelijken | vergeestelijken | vergeestelijken | |
verleden (o.v.t.) | vergeestelijkte | vergeestelijkte | vergeestelijkte | vergeestelijkte | vergeestelijkte | vergeestelijkten | vergeestelijkten | vergeestelijkten | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal vergeestelijken | zult/zal vergeestelijken | zult/zal vergeestelijken | zult vergeestelijken | zal vergeestelijken | zullen vergeestelijken | zullen vergeestelijken | zullen vergeestelijken | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou vergeestelijken | zou vergeestelijken | zou(dt) vergeestelijken | zoudt vergeestelijken | zou vergeestelijken | zouden vergeestelijken | zouden vergeestelijken | zouden vergeestelijken | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben vergeestelijkt | bent vergeestelijkt | bent/is vergeestelijkt | zijt vergeestelijkt | is vergeestelijkt | zijn vergeestelijkt | zijn vergeestelijkt | zijn vergeestelijkt | |
verleden (v.v.t.) | was vergeestelijkt | was vergeestelijkt | was vergeestelijkt | waart vergeestelijkt | was vergeestelijkt | waren vergeestelijkt | waren vergeestelijkt | waren vergeestelijkt | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal vergeestelijkt zijn | zal/zult vergeestelijkt zijn | zult/zal vergeestelijkt zijn | zult vergeestelijkt zijn | zal vergeestelijkt zijn | zullen vergeestelijkt zijn | zullen vergeestelijkt zijn | zullen vergeestelijkt zijn | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou vergeestelijkt zijn | zou vergeestelijkt zijn | zou/zoudt vergeestelijkt zijn | zoudt vergeestelijkt zijn | zou vergeestelijkt zijn | zouden vergeestelijkt zijn | zouden vergeestelijkt zijn | zouden vergeestelijkt zijn |