• ver·gees·te·lijk
vervoeging van
vergeestelijken

vergeestelijk

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vergeestelijken
    • Ik vergeestelijk. 
  2. gebiedende wijs van vergeestelijken
    • Vergeestelijk! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vergeestelijken
    • Vergeestelijk je?