• ver·gees·te·lijkt
  • vervoeging van vergeestelijken: de stam met de uitgang -t, zonder ge- vanwege voorvoegsel
vervoeging van
vergeestelijken

vergeestelijkt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vergeestelijken
    • Jij vergeestelijkt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vergeestelijken
    • Hij vergeestelijkt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van vergeestelijken
    • Vergeestelijkt! 
vervoeging van: vergeestelijken…
verbogen vorm: vergeestelijkte

vergeestelijkt

  1. voltooid deelwoord van vergeestelijken