verdelgen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van verdelgen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | verdelgen | te verdelgen | ||||||||
toekomend | zullen verdelgen | te zullen verdelgen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben verdelgd | te hebben verdelgd | ||||||||
toekomend | verdelgd zullen hebben | verdelgd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
verdelgend | verdelgd | ev. verdelg |
mv. verouderd verdelgt |
verdelge | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | verdelg | verdelgt | verdelgt | verdelgt | verdelgt | verdelgen | verdelgen | verdelgen | |||
verleden (o.v.t.) | verdelgde | verdelgde | verdelgde | verdelgde | verdelgde | verdelgden | verdelgden | verdelgden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal verdelgen | zult/zal verdelgen | zult/zal verdelgen | zult verdelgen | zal verdelgen | zullen verdelgen | zullen verdelgen | zullen verdelgen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou verdelgen | zou verdelgen | zou(dt) verdelgen | zoudt verdelgen | zou verdelgen | zouden verdelgen | zouden verdelgen | zouden verdelgen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb verdelgd | hebt verdelgd | hebt/heeft verdelgd | hebt verdelgd | heeft verdelgd | hebben verdelgd | hebben verdelgd | hebben verdelgd | |||
verleden (v.v.t.) | had verdelgd | had verdelgd | had verdelgd | hadt verdelgd | had verdelgd | hadden verdelgd | hadden verdelgd | hadden verdelgd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal verdelgd hebben | zal/zult verdelgd hebben | zult/zal verdelgd hebben | zult verdelgd hebben | zal verdelgd hebben | zullen verdelgd hebben | zullen verdelgd hebben | zullen verdelgd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou verdelgd hebben | zou verdelgd hebben | zou/zoudt verdelgd hebben | zoudt verdelgd hebben | zou verdelgd hebben | zouden verdelgd hebben | zouden verdelgd hebben | zouden verdelgd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm verdelgd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt verdelgd | er is verdelgd | |||||||||
verleden | er werd verdelgd | er was verdelgd | |||||||||
toekomend | er zal verdelgd worden | er zal verdelgd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou verdelgd worden | er zou verdelgd zijn | |||||||||
lijdende vorm verdelgd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | verdelgd worden | verdelgd te worden | ||||||||
toekomend | verdelgd zullen worden | verdelgd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | verdelgd zijn | verdelgd te zijn | ||||||||
toekomend | verdelgd zullen zijn | verdelgd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word verdelgd | wordt verdelgd | wordt verdelgd | wordt verdelgd | wordt verdelgd | worden verdelgd | worden verdelgd | worden verdelgd | |||
verleden (o.v.t.) | werd verdelgd | werd verdelgd | werd verdelgd | werdt verdelgd | werd verdelgd | werden verdelgd | werden verdelgd | werden verdelgd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal verdelgd worden | zult verdelgd worden | zult verdelgd worden | zult verdelgd worden | zal verdelgd worden | zullen verdelgd worden | zullen verdelgd worden | zullen verdelgd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou verdelgd worden | zou verdelgd worden | zou/zoudt verdelgd worden | zoudt verdelgd worden | zou verdelgd worden | zouden verdelgd worden | zouden verdelgd worden | zouden verdelgd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben verdelgd | bent verdelgd | bent/is verdelgd | zijt verdelgd | is verdelgd | zijn verdelgd | zijn verdelgd | zijn verdelgd | |||
verleden (v.v.t.) | was verdelgd | was verdelgd | was verdelgd | waart verdelgd | was verdelgd | waren verdelgd | waren verdelgd | waren verdelgd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal verdelgd zijn | zult verdelgd zijn | zult verdelgd zijn | zult verdelgd zijn | zal verdelgd zijn | zullen verdelgd zijn | zullen verdelgd zijn | zullen verdelgd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou verdelgd zijn | zou verdelgd zijn | zou/zoudt verdelgd zijn | zoudt verdelgd zijn | zou verdelgd zijn | zouden verdelgd zijn | zouden verdelgd zijn | zouden verdelgd zijn |