Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·delgt

Werkwoord

vervoeging van
verdelgen

verdelgt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verdelgen
    • Jij verdelgt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verdelgen
    • Hij verdelgt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van verdelgen
    • Verdelgt! 

Gangbaarheid