verabsoluteren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van verabsoluteren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | verabsoluteren | te verabsoluteren | ||||||||
toekomend | zullen verabsoluteren | te zullen verabsoluteren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben verabsoluteerd | te hebben verabsoluteerd | ||||||||
toekomend | verabsoluteerd zullen hebben | verabsoluteerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
verabsoluterend | verabsoluteerd | ev. verabsoluteer |
mv. verouderd verabsoluteert |
verabsolutere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | verabsoluteer | verabsoluteert | verabsoluteert | verabsoluteert | verabsoluteert | verabsoluteren | verabsoluteren | verabsoluteren | |||
verleden (o.v.t.) | verabsoluteerde | verabsoluteerde | verabsoluteerde | verabsoluteerde | verabsoluteerde | verabsoluteerden | verabsoluteerden | verabsoluteerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal verabsoluteren | zult/zal verabsoluteren | zult/zal verabsoluteren | zult verabsoluteren | zal verabsoluteren | zullen verabsoluteren | zullen verabsoluteren | zullen verabsoluteren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou verabsoluteren | zou verabsoluteren | zou(dt) verabsoluteren | zoudt verabsoluteren | zou verabsoluteren | zouden verabsoluteren | zouden verabsoluteren | zouden verabsoluteren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb verabsoluteerd | hebt verabsoluteerd | hebt/heeft verabsoluteerd | hebt verabsoluteerd | heeft verabsoluteerd | hebben verabsoluteerd | hebben verabsoluteerd | hebben verabsoluteerd | |||
verleden (v.v.t.) | had verabsoluteerd | had verabsoluteerd | had verabsoluteerd | hadt verabsoluteerd | had verabsoluteerd | hadden verabsoluteerd | hadden verabsoluteerd | hadden verabsoluteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal verabsoluteerd hebben | zal/zult verabsoluteerd hebben | zult/zal verabsoluteerd hebben | zult verabsoluteerd hebben | zal verabsoluteerd hebben | zullen verabsoluteerd hebben | zullen verabsoluteerd hebben | zullen verabsoluteerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou verabsoluteerd hebben | zou verabsoluteerd hebben | zou/zoudt verabsoluteerd hebben | zoudt verabsoluteerd hebben | zou verabsoluteerd hebben | zouden verabsoluteerd hebben | zouden verabsoluteerd hebben | zouden verabsoluteerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm verabsoluteerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt verabsoluteerd | er is verabsoluteerd | |||||||||
verleden | er werd verabsoluteerd | er was verabsoluteerd | |||||||||
toekomend | er zal verabsoluteerd worden | er zal verabsoluteerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou verabsoluteerd worden | er zou verabsoluteerd zijn | |||||||||
lijdende vorm verabsoluteerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | verabsoluteerd worden | verabsoluteerd te worden | ||||||||
toekomend | verabsoluteerd zullen worden | verabsoluteerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | verabsoluteerd zijn | verabsoluteerd te zijn | ||||||||
toekomend | verabsoluteerd zullen zijn | verabsoluteerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word verabsoluteerd | wordt verabsoluteerd | wordt verabsoluteerd | wordt verabsoluteerd | wordt verabsoluteerd | worden verabsoluteerd | worden verabsoluteerd | worden verabsoluteerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd verabsoluteerd | werd verabsoluteerd | werd verabsoluteerd | werdt verabsoluteerd | werd verabsoluteerd | werden verabsoluteerd | werden verabsoluteerd | werden verabsoluteerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal verabsoluteerd worden | zult verabsoluteerd worden | zult verabsoluteerd worden | zult verabsoluteerd worden | zal verabsoluteerd worden | zullen verabsoluteerd worden | zullen verabsoluteerd worden | zullen verabsoluteerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou verabsoluteerd worden | zou verabsoluteerd worden | zou/zoudt verabsoluteerd worden | zoudt verabsoluteerd worden | zou verabsoluteerd worden | zouden verabsoluteerd worden | zouden verabsoluteerd worden | zouden verabsoluteerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben verabsoluteerd | bent verabsoluteerd | bent/is verabsoluteerd | zijt verabsoluteerd | is verabsoluteerd | zijn verabsoluteerd | zijn verabsoluteerd | zijn verabsoluteerd | |||
verleden (v.v.t.) | was verabsoluteerd | was verabsoluteerd | was verabsoluteerd | waart verabsoluteerd | was verabsoluteerd | waren verabsoluteerd | waren verabsoluteerd | waren verabsoluteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal verabsoluteerd zijn | zult verabsoluteerd zijn | zult verabsoluteerd zijn | zult verabsoluteerd zijn | zal verabsoluteerd zijn | zullen verabsoluteerd zijn | zullen verabsoluteerd zijn | zullen verabsoluteerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou verabsoluteerd zijn | zou verabsoluteerd zijn | zou/zoudt verabsoluteerd zijn | zoudt verabsoluteerd zijn | zou verabsoluteerd zijn | zouden verabsoluteerd zijn | zouden verabsoluteerd zijn | zouden verabsoluteerd zijn |