• ver·ab·so·lu·teer
vervoeging van
verabsoluteren

verabsoluteer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verabsoluteren
    • Ik verabsoluteer. 
  2. gebiedende wijs van verabsoluteren
    • Verabsoluteer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verabsoluteren
    • Verabsoluteer je?