veiligstellen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van veiligstellen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | veiligstellen | veilig te stellen | ||||||||
toekomend | zullen veiligstellen veilig zullen stellen |
te zullen veiligstellen veilig te zullen stellen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben veiliggesteld | te hebben veiliggesteld | ||||||||
toekomend | veiliggesteld zullen hebben | veiliggesteld te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
veiligstellend | veiliggesteld | ev. stel veilig |
mv. verouderd stelt veilig |
stelle veilig (bijzin) veiligstelle | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | stel veilig | stelt veilig | stelt veilig | stelt veilig | stelt veilig | stellen veilig | stellen veilig | stellen veilig | |||
verleden (o.v.t.) | stelde veilig | stelde veilig | stelde veilig | stelde veilig | stelde veilig | stelden veilig | stelden veilig | stelden veilig | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal veiligstellen | zult/zal veiligstellen | zult/zal veiligstellen | zult veiligstellen | zal veiligstellen | zullen veiligstellen | zullen veiligstellen | zullen veiligstellen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou veiligstellen | zou veiligstellen | zou(dt) veiligstellen | zoudt veiligstellen | zou veiligstellen | zouden veiligstellen | zouden veiligstellen | zouden veiligstellen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | veiligstel | veiligstelt | veiligstelt | veiligstelt | veiligstelt | veiligstellen | veiligstellen | veiligstellen | |||
verleden (o.v.t.) | veiligstelde | veiligstelde | veiligstelde | veiligstelde | veiligstelde | veiligstelden | veiligstelden | veiligstelden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal veiligstellen veilig zal stellen |
zult/zal veiligstellen veilig zult/zal stellen |
zult/zal veiligstellen veilig zult/zal stellen |
zult veiligstellen veilig zult stellen |
zal veiligstellen veilig zal stellen |
zullen veiligstellen veilig zullen stellen |
zullen veiligstellen veilig zullen stellen |
zullen veiligstellen veilig zullen stellen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou veiligstellen veilig zou stellen |
zou veiligstellen veilig zou stellen |
zou(dt) veiligstellen veilig zou(dt) stellen |
zoudt veiligstellen veilig zoudt stellen |
zou veiligstellen veilig zou stellen |
zouden veiligstellen veilig zouden stellen |
zouden veiligstellen veilig zouden stellen |
zouden veiligstellen veilig zouden stellen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb veiliggesteld | hebt veiliggesteld | hebt/heeft veiliggesteld | hebt veiliggesteld | heeft veiliggesteld | hebben veiliggesteld | hebben veiliggesteld | hebben veiliggesteld | |||
verleden (v.v.t.) | had veiliggesteld | had veiliggesteld | had veiliggesteld | hadt veiliggesteld | had veiliggesteld | hadden veiliggesteld | hadden veiliggesteld | hadden veiliggesteld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal veiliggesteld hebben | zal/zult veiliggesteld hebben | zult/zal veiliggesteld hebben | zult veiliggesteld hebben | zal veiliggesteld hebben | zullen veiliggesteld hebben | zullen veiliggesteld hebben | zullen veiliggesteld hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou veiliggesteld hebben | zou veiliggesteld hebben | zou/zoudt veiliggesteld hebben | zoudt veiliggesteld hebben | zou veiliggesteld hebben | zouden veiliggesteld hebben | zouden veiliggesteld hebben | zouden veiliggesteld hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm veiliggesteld worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt veiliggesteld | er is veiliggesteld | |||||||||
verleden | er werd veiliggesteld | er was veiliggesteld | |||||||||
toekomend | er zal veiliggesteld worden | er zal veiliggesteld zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou veiliggesteld worden | er zou veiliggesteld zijn | |||||||||
lijdende vorm veiliggesteld worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | veiliggesteld worden | veiliggesteld te worden | ||||||||
toekomend | veiliggesteld zullen worden | veiliggesteld te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | veiliggesteld zijn | veiliggesteld te zijn | ||||||||
toekomend | veiliggesteld zullen zijn | veiliggesteld te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word veiliggesteld | wordt veiliggesteld | wordt veiliggesteld | wordt veiliggesteld | wordt veiliggesteld | worden veiliggesteld | worden veiliggesteld | worden veiliggesteld | |||
verleden (o.v.t.) | werd veiliggesteld | werd veiliggesteld | werd veiliggesteld | werdt veiliggesteld | werd veiliggesteld | werden veiliggesteld | werden veiliggesteld | werden veiliggesteld | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal veiliggesteld worden | zult veiliggesteld worden | zult veiliggesteld worden | zult veiliggesteld worden | zal veiliggesteld worden | zullen veiliggesteld worden | zullen veiliggesteld worden | zullen veiliggesteld worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou veiliggesteld worden | zou veiliggesteld worden | zou/zoudt veiliggesteld worden | zoudt veiliggesteld worden | zou veiliggesteld worden | zouden veiliggesteld worden | zouden veiliggesteld worden | zouden veiliggesteld worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben veiliggesteld | bent veiliggesteld | bent/is veiliggesteld | zijt veiliggesteld | is veiliggesteld | zijn veiliggesteld | zijn veiliggesteld | zijn veiliggesteld | |||
verleden (v.v.t.) | was veiliggesteld | was veiliggesteld | was veiliggesteld | waart veiliggesteld | was veiliggesteld | waren veiliggesteld | waren veiliggesteld | waren veiliggesteld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal veiliggesteld zijn | zult veiliggesteld zijn | zult veiliggesteld zijn | zult veiliggesteld zijn | zal veiliggesteld zijn | zullen veiliggesteld zijn | zullen veiliggesteld zijn | zullen veiliggesteld zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou veiliggesteld zijn | zou veiliggesteld zijn | zou/zoudt veiliggesteld zijn | zoudt veiliggesteld zijn | zou veiliggesteld zijn | zouden veiliggesteld zijn | zouden veiliggesteld zijn | zouden veiliggesteld zijn |