Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vei·lig·stelt

Werkwoord

vervoeging van
veiligstellen

veiligstelt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van veiligstellen
    • ... dat jij veiligstelt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van veiligstellen
    • ... dat hij veiligstelt. 

Gangbaarheid