• veel·be·wo·gen
stellend
onverbogen veelbewogen
verbogen
partitief veelbewogens

veelbewogen [1]

  1. met veel spannende of schokkende gebeurtenissen
    • Het boek vertelt over zijn veelbewogen familiegeschiedenis; zijn vader vocht voor de Waffen-SS aan het Oostfront en zijn moeder was een Russische gravin.[2] 
    • De veelbewogen negende etappe in de Tour de France is een prooi geworden voor Rigoberto Uran. De Colombiaanse klimmer troefde in de sprint van de kopgroep, onder wie enkele klassementsrenners, ternauwernood Warren Barguil af.[3] 
98 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 21 jan. 2018
  3. de Telegraaf 09 jul. 2017
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be