• woe·lig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen woelig woeliger woeligst
verbogen woelige woeligere woeligste
partitief woeligs woeligers -

woelig

  1. in onrustige beweging
    • De golven waren door een storm wat verder van de kust een stuk woeliger geworden. 
94 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be