bewogen
- Geluid: bewogen (hulp, bestand)
- IPA: / bəˈwoɣə(n) / (3 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /bəˈʋoχə(n)/
- (Vlaanderen, Brabant): /bəˈβ̞oɣə(n)/
- (Limburg): /bəˈwoɣə(n)/
- be·wo·gen
- vervoeging van bewegen: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs) maar met een klinkerwisseling ee-oo (IPAː /e/ - /oː/)
vervoeging van |
---|
bewegen |
bewogen
- meervoud verleden tijd van bewegen
- Wij bewogen.
- Jullie bewogen.
- Zij bewogen.
- Wij bewogen.
- voltooid deelwoord van bewegen
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | bewogen | bewogener | bewogenst |
verbogen | - | - | bewogenste |
partitief | bewogens | bewogeners | - |
bewogen
- toestand waarin je verkeert als iets je emotioneel geraakt heeft
- De man was diep bewogen toen hij hoorde dat zijn dochter bevallen was van een gezonde tweeling.
- druk met veel gebeurtenissen
- (van foto's) onscherp door bewegen van de camera tijdens de opname
- [1] onbewogen
- Het woord bewogen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bewogen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be