vademen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van vademen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | vademen | te vademen | ||||||||
toekomend | zullen vademen | te zullen vademen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gevademd | te hebben gevademd | ||||||||
toekomend | gevademd zullen hebben | gevademd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
vademend | gevademd | ev. vadem |
mv. verouderd vademt |
vademe | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | vadem | vademt | vademt | vademt | vademt | vademen | vademen | vademen | |||
verleden (o.v.t.) | vademde | vademde | vademde | vademde | vademde | vademden | vademden | vademden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal vademen | zult/zal vademen | zult/zal vademen | zult vademen | zal vademen | zullen vademen | zullen vademen | zullen vademen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou vademen | zou vademen | zou(dt) vademen | zoudt vademen | zou vademen | zouden vademen | zouden vademen | zouden vademen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gevademd | hebt gevademd | hebt/heeft gevademd | hebt gevademd | heeft gevademd | hebben gevademd | hebben gevademd | hebben gevademd | |||
verleden (v.v.t.) | had gevademd | had gevademd | had gevademd | hadt gevademd | had gevademd | hadden gevademd | hadden gevademd | hadden gevademd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gevademd hebben | zal/zult gevademd hebben | zult/zal gevademd hebben | zult gevademd hebben | zal gevademd hebben | zullen gevademd hebben | zullen gevademd hebben | zullen gevademd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gevademd hebben | zou gevademd hebben | zou/zoudt gevademd hebben | zoudt gevademd hebben | zou gevademd hebben | zouden gevademd hebben | zouden gevademd hebben | zouden gevademd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gevademd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gevademd | er is gevademd | |||||||||
verleden | er werd gevademd | er was gevademd | |||||||||
toekomend | er zal gevademd worden | er zal gevademd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gevademd worden | er zou gevademd zijn | |||||||||
lijdende vorm gevademd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gevademd worden | gevademd te worden | ||||||||
toekomend | gevademd zullen worden | gevademd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gevademd zijn | gevademd te zijn | ||||||||
toekomend | gevademd zullen zijn | gevademd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gevademd | wordt gevademd | wordt gevademd | wordt gevademd | wordt gevademd | worden gevademd | worden gevademd | worden gevademd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gevademd | werd gevademd | werd gevademd | werdt gevademd | werd gevademd | werden gevademd | werden gevademd | werden gevademd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gevademd worden | zult gevademd worden | zult gevademd worden | zult gevademd worden | zal gevademd worden | zullen gevademd worden | zullen gevademd worden | zullen gevademd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gevademd worden | zou gevademd worden | zou/zoudt gevademd worden | zoudt gevademd worden | zou gevademd worden | zouden gevademd worden | zouden gevademd worden | zouden gevademd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gevademd | bent gevademd | bent/is gevademd | zijt gevademd | is gevademd | zijn gevademd | zijn gevademd | zijn gevademd | |||
verleden (v.v.t.) | was gevademd | was gevademd | was gevademd | waart gevademd | was gevademd | waren gevademd | waren gevademd | waren gevademd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gevademd zijn | zult gevademd zijn | zult gevademd zijn | zult gevademd zijn | zal gevademd zijn | zullen gevademd zijn | zullen gevademd zijn | zullen gevademd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gevademd zijn | zou gevademd zijn | zou/zoudt gevademd zijn | zoudt gevademd zijn | zou gevademd zijn | zouden gevademd zijn | zouden gevademd zijn | zouden gevademd zijn |